De aardappel verovert definitief zijn plaats als volksvoedsel en verdringt daarmee brood en pap van de eerste plaats. De hoge graanprijzen in de 18de eeuw dwingen de armen om aardappels te gaan eten en langzaam maar zeker dringt de aardappel ook door tot de eettafels van de middenklasse en de rijken. Koffie en thee worden populair. In de 17de eeuw waren ze al bekend, maar werden ze vooral gedronken door de rijken. Het gaf prestige als je thee kon serveren in mooi Chinees porselein. En zoals eigenlijk altijd gebeurt, nemen de gewone mensen de gewoonten van de elite over. Mensen gaan ook 'fatsoenlijk' eten. Lange tijd had men genoeg aan één mes en één lepel om te eten. Het voedsel bevond zich ook in één pan of pot. In deze periode komt daar verandering in. De mensen krijgen betere tafelmanieren, ze gaan drinken uit eigen bekers en glazen, ze gaan eten met bestek, ze besteden aandacht aan dekken van de tafel. De vork raakt in de 18de eeuw algemeen in gebruik. Waarschijnlijk is er verband met de opmars van de aardappel. Hete aardappels eten met je handen valt immers niet mee! Steeds geeft de bovenlaag het voorbeeld en volgt de rest van de bevolking. De smaak van mensen verandert ook. De voorkeur voor zurig en kruidig buigt om in de richting van zoet. In 1660 kent Amsterdam ruim 50 rietsuikerraffinaderijen, dat is net zoveel als daarvoor in het 'geheele Christenrijck'.